Nee, hij is niet op zoek naar ruimhartige vergeving van alle zonden, zoals de kerk bedevaartgangers naar Santiago in het vooruitzicht stelt. Wat hij wel komt doen, is hem eigenlijk ook niet helemaal duidelijk. In een flinterdun reisgidsje stond geschreven dat mensen naar Sint Jacobus gaan als ze letterlijk en figuurlijk geen uitweg meer zien. Dat leek in Kerkelings geval toch wat overdreven. Wel achtte hij de tijd gekomen om wat zaken op een rijtje te zetten.
Jarenlang had de Duitse entertainer, cabaretier en tv-presentator alle signalen van zijn lichaam weten te negeren. Maandenlang niet luisteren naar je inwendige ik, die de hele tijd wanhopig ‘RUST!’ gilt, maar niet wordt gehoord omdat je gedisciplineerd meent door te moeten werken, ja dat wreekt zich op een bepaald moment. Een oorinfectie en een operatie dwongen hem uiteindelijk naar de kant. Op de afdeling reisgidsen van een boekhandel krijgt hij een boek in handen met de titel: De Vreugde van de Jacobsweg. De eerste aanzet tot de 800 kilometer lange pelgrimstocht. “Het gekste wat ik tot nu toe in mijn leven heb gedaan.”
De dame achter het loket van de Franse spoorwegen in Bordeaux had nog nooit van zijn bestemming, Saint-Jean-Pied-de-Port, gehoord. “Monsieur, deze plaats bestaat niet in Frankrijk. Gelooft u mij nou maar.” Maar ook deze hindernis wordt overwonnen. En nu is hij gearriveerd, in dit volgens de Franse spoorwegen niet-bestaande, middeleeuwse plaatsje aan de voet van de Franse Pyreneeën, het beginpunt van de Camino de Santiago, de beroemdste aller wegen naar Santiago de Compostela.
Kerkeling zit aan een wiebelend cafétafeltje moed te verzamelen voor de eerste etappe, morgen, over de Pyreneeën. Wellicht geen gek idee, denkt hij, alvast een kijkje te gaan nemen bij het officiële startpunt van de route, net buiten de stadspoort van Saint-Jean-Pied-de-Port. Waar hij verbijsterd toekijkt hoe een zeventig jaar oude heer, erg slecht ter been, maar heel vastberaden, de steile klim inzet over hobbelige keien. “Vijf minuten lang staar ik hem ongelovig na tot zijn silhouet is verdwenen in de ochtendnevel.”
De volgende ochtend is voor Kerkeling het grote moment aangebroken. De regen valt met bakken uit de hemel. Drie uur lang zwoegt Kerkeling zich in dichte mist bergopwaarts. Zijn rugzak is zwaar, veel te zwaar eigenlijk. Na urenlang bergopwaarts lopen, kan hij niet meer. “In de stromende regen ga ik aan de kant van de weg op een steen zitten. Ik grijp een tweede mueslireep en rook een kleddernatte sigaret. De regen stoort me niet meer, alles is sowieso al drijfnat, ook de spulletjes in mijn gegarandeerd waterdichte rugzak. Daar zit ik dan: rokend op een steen en ik lach. Ik weet niet hoe lang: een kwartier misschien?”
Dan doemt vanuit de mist een kleine, blauwe bestelauto op. Schapen in de laadbak. “Ik dwing het autootje tot stilstand door vervaarlijk met mijn wandelstok te zwaaien.” Het portier gaat open. Waar hij in dit hondenweer naartoe wil. “Naar boven,” zegt Kerkeling, want het Franse woord voor bergtop wil hem even niet te binnen schieten. Tweeënhalve zigzaggende kilometers verderop stapt Kerkeling al weer uit in een onwaarschijnlijk dichte mist, met een gevoelstemperatuur van even onder nul. In de uren daarna valt er meer en egen uit de hemel. “Ik kom uiteindelijk zo langzaam vooruit dat ik binnen het halfuur door meer dan tien pelgrims word ingehaald. Waar komen die opeens allemaal vandaan? Ik heb al uren niemand meer gezien en nu halen ze me allemaal kleddernat en zwijgend in.”
De afdaling op het modder- en kiezelstenen pad is zo stijl dat zijn linkerknie begint te kloppen en te steken. “Ik kan er niets aan doen, het kan me niet schelen dat iemand me in deze godverlaten wildernis hoort kermen.” Als Kerkeling later twee Duitse oma’s inhaalt, blijken deze kermend hun knieën vast te houden. Maar ook Kerkeling zelf kan zijn linkerknie nauwelijks nog buigen. “En zie, net voor ik wil beginnen te huilen, kom ik uit het bos op een open plek en zie ik de kloostermuren van Roncesvalles. Het is een wonder. Ik voel me net een melaatse uit de middeleeuwen die van een barmhartig mens een stukje brood krijgt. Ik heb het gered. Zesentwintig kilometer te voet over de Pyreneeën. Afgezien van het kleine ritje met de schapenboer dan.”
“Het was inderdaad zo ongelooflijk zwaar, die eerste dag. Maar zonder humor had ik het niet gered. Op zeker moment is het alsof je naar jezelf zit te kijken. Een man met overgewicht die een poging doet de Pyreneeën over te lopen – zonder training, zonder enige voorbereiding. De absurditeit van die situatie stond me ineens helder voor ogen. Op dergelijke moeilijke momenten op mijn tocht was humor het enige dat hielp. Lachen om jezelf.”
“Ja, we lachen altijd om
andere mensen. Maar als we zelf in zo’n situatie terechtkomen, is het
ineens niet zo leuk meer. En toch is het niet onmogelijk. Op het moment
dat je je bewust wordt van de humor van een situatie, verandert er
iets. De humor neemt iets van de zwaarte weg. Sterker nog: als je je
beter wilt gaan voelen, dan lukt het eenvoudig niet zonder humor.
“Op
zo’n hondsvermoeiende tocht moet je lachen om verder te kunnen. De lach
houdt je op de been. In mijn leven heb ik het altijd belangrijk
gevonden de humor van dingen te kunnen zien. Het lukt misschien niet
altijd, maar het is de moeite van het proberen waard.
“En heel
belangrijk: het is mijn eigen keuze geweest. Dat is cruciaal. Ik heb er
zelf voor gekozen. Niemand heeft me in die situatie gemanoeuvreerd;
niemand heeft me gedwongen om te lijden. Het is mijn eigen beslissing
geweest, en die eigen keuze maakt ook de weg vrij om over die keuzes te
kunnen lachen. Humor helpt je blikveld verbreden. Je staat even niet
meer in je eigen centrum. Je kijkt naar jezelf zoals een ander mens
naar je kijkt.”
“Wat de Camino naar Santiago voor mij persoonlijk bijzonder maakt, is dat hier vele honderden, misschien wel duizenden jaren lang mensen hebben gelopen, allemaal met hun eigen wensen, gevoelens en vertwijfeling, hun gebeden; mensen met ongeveer hetzelfde doel, dezelfde rare ideeën. Iedereen op deze weg lijkt op zoek. Zoveel wandelaars hier hebben een spiritueel motief.”
“Het lopen heb ik zelfs geen moment leuk gevonden. Maar lijden en vreugde hoeven elkaar vreemd genoeg niet uit te sluiten. De combinatie blijkt wel degelijk mogelijk. Ergens in mijn dagboek schreef ik dat het in het leven gaat om geluk. Maar het woord ‘geluk’ had ik door ‘vreugde’ moeten vervangen. Geluk en vreugde zijn heel verschillende dingen.”
“Onderweg kwam ik eigenlijk steeds één ding tegen: mezelf. Alles wat er in mijn leven gebeurd is, kwam bovendrijven, en op de een of andere manier voegden alle dingen zich onderweg ook weer samen. Die hele tocht is voor mij een miniatuur van mijn leven geworden. Met een moeilijk begin; gevolgd door een mengeling van positieve ervaringen en dwalingen en verwarring. En in de tweede helft de ervaring van een wonderlijke blijmoedigheid. Alsof je een blik wordt gegund op de loop van je leven – die je later weer op kunt roepen.”
“De eigenlijke reis begint gek genoeg pas in Santiago. Ik vond het van tevoren overdreven als ik mensen dat hoorde beweren. ‘Alles stort in,’ zeiden ze, ‘er gaat van alles veranderen.’ Zelfs twee jaar na mijn tocht had ik nog het idee dat alles bij het oude was gebleven. Maar geleidelijk zie je je leven veranderen, stukje bij beetje. En nu, zes jaar na de reis, kan ik niet anders zeggen dan dat mijn leven compleet is veranderd.”
Het bovenstaande is een sterk ingekorte proefversie van een interview met Hape Kerkeling in de zomereditie 2-2007 uit VA-Magazine / Vruchtbare Aarde. Lees hier de redactionele inleiding bij editie 2-2007. En hier alle links met betrekking tot Hape Kerkeling en de pelgrimage naar Santiago de Compostela.
Het nummer is desgewenst hier los na te bestellen en hier aan te vragen als welkomstgeschenk bij een abonnement.
Toscaans licht - een schoenendoos vol herinneringen, knipsels, kiekjes, vragen, ideeën en tv-beelden.
Wie verhalen vol pijnlijk bagageleed wil horen, moet eens aankloppen
bij pelgrimsherberg L'Esprit du Chemin: “De meeste pelgrims uit het
noorden komen bij ons aanlopen met veel te grote rugzakken. We spreken
wel eens, half voor de grap, over rugzakken vol onzekerheden. Veel van
die spullen worden meegenomen voor het geval dat…” Het record in St.
Jean-Pied-de-Port staat op naam
staan van een jonge Amerikaanse die aan kwam zetten met 25
kilo. Hape
Kerkeling had al moeite elf kilo de berg over te tillen. “De
Amerikaanse stuurde een verhuisdoos vol spullen naar het thuisfront,
waaronder een complete beautycase.” Het postkantoor van St.
Jean-Pied-de-Port moet één van de meest winstgevende
postkantoren in heel Frankrijk zijn. Meer verhalen, zie de links elders op deze website.
“Waarom gaan zoveel mensen naar Santiago de Compostela,” vraagt Ricky Rieter zich af in een schitterend boek over haar pelgrimservaringen. “Vraag het honderd pelgrims en je zult er niet wijzer van worden. Het mag vreemd klinken, maar de pelgrim zelf weet niet precies waarom hij gaat. Het waarom van het pelgrimeren blijft een groot mysterie. Telkens als ik er zelf woorden voor zoek, ontglipt me de diepste betekenis.”
Meer reizen in: