Artikel uit VA-Magazine / Vruchtbare Aarde 1-2010

Foto Vruchtbare Aarde

Editie 2-2008

image
Met de Amerikaanse filmer Les Blank naar China.




Editie 1-2010

image

Dit nummer los bestellen


Artikel uit:

image

In editie 1-2010: speciale aandacht voor zangeres Rajae, boomchirurg Jorn Copijn, de Britse reisauteur Chris Stewart, violiste Hester Ingen Housz en de oproep van tandarts Fred Neelissen om alle tandpasta fluorvrij te maken. Verder: belevenissen rond de aankoop van een melkopschuimer van de firma Blokker; Marjets olijfolie van eigen oogst; de columns van H.C. Moolenburgh en Amalia Baracs. En: het vervolg van de speurtocht van Selma Sevenhuijsen door Etruskenland.





image
Home

DVD Najac

VA's Webwinkel

Interview Jørn Copijn:

‘Als iedereen met elkaar meepraat, kom je toch nergens’

Zoals een arts soms alleen naar een patiënt hoeft te kijken om een eerste diagnose te kunnen stellen, hoeft Jørn Copijn alleen maar naar bomen te kijken. “Door de kroon van een boom te observeren leer je een boom ook ondergronds zien.â€? Een interview met Nederlands eerste boomchirurg – over zijn grote zorg van het moment: de bijensterfte; over de redding van de kastanjeboom van Anne Frank, de nepargumenten van gemeentes als het om bomen gaat, zijn liefde voor Frankrijk en natuurlijk de zegenrijke invloed van het bezig zijn in de natuur. “In mijn gevoelsleven ben ik vermoedelijk ergens tussen de 35 en 45 blijven steken.â€? 

Mijn vorige bezoek aan het statige herenhuis in Groenekan dateert al weer van vele jaren geleden. Allrik Copijn woonde nog op de bovenste verdieping; zijn broer Jørn Copijn woonde beneden. Samen was het tweetal in de jaren zestig in Achterberg, nabij Rhenen, het vak boomverzorging begonnen. Een boterzachte, tamelijk nutteloze bezigheid, vond men toen in Wageningen, dat verzorgen van bomen. Bomen hoefden niet verzorgd te worden, bomen groeien vanzelf.

Allrik haalde me op van station Overvecht. Ik weet het nog goed: Op het moment dat we onder een viaduct doorreden, vertelde hij me over de feestelijke opening van datzelfde viaduct. Iedereen wist al van de aanstaande afbraak. De plannen lagen klaar voor een nieuwer en nog wat breder viaduct. Maar eerst diende de eerdere versie afgebouwd en vervolgens feestelijk geopend te worden, voordat deze afgebroken en vervangen kon worden. Zo werkt dat in de bureaucratie, zei Allrik. Willens en wetens wordt anderhalf miljoen kapitaal vernietigd.

Nadat wij de oprijlaan van huize Copijn waren opgereden, bleven we nog een aantal minuten in de auto zitten, starend naar een oude beuk. Een grote, majestueuze boom. Het is vijftien jaar later. Opnieuw een afspraak in dat prachtige familiehuis. Allrik leeft niet meer. Nu heb ik een afspraak met zijn broer Jørn en diens vrouw Lia. Het is een regenachtige maandagmorgen. Dom van me, dat ik huize Copijn wel even uit mijn geheugen meende te kunnen vinden. ‘Even uitkijken naar een prachtige boom,’ dacht ik. Het kwam er in de praktijk op neer dat ik drie kwartier over de lange Groenekanseweg op en neer reed, hopend de oude boom te herkennen. Maar de straat was nog langer dan ik had gedacht en het gezochte huisnummer 30 bestond niet eens. De ruitenwissers draaiden overuren.

Hoe nat kan een mens worden tijdens de sprint van een auto naar een voordeur? Ik belde aan bij een dame die een klein luikje openschoof, als de klop aan een kloosterpoort ver weg in Frankrijk, ver terug in de tijd. Nee, van Copijn had ze nooit gehoord, en een telefoonboek had ze ook niet. Warempel, ik had het klaargespeeld om in een straat waar de Copijns al tweehonderd jaar wonen, en hun naam decennialang wordt geassocieerd met boomkwekers en landschapsarchitecten, de enige dame te treffen die nieuw was in deze buurt.

Uiteindelijk zou het toch nog goed komen. De natte jas werd bij binnenkomst weggehangen, Jørn Copijn wuifde alle excuses weg, ging een verfrissing halen om de bezoeker tot rust te brengen en Lia gaf me een rondleiding door het huis waarin me in mijn stressige toestand als eerste het rustgevende effect opviel. Zo’n huis dat beduidend meer is dan een opeenstapeling van bouwmaterialen.

Holle boom

Tegenover me zitten ze, Jørn Copijn en Lia Copijn-Schukking. Tussen hen in een boom. Figuurlijk gesproken dan. Een grote zeshonderd jaar oude linde. De linde van Achterberg. In de winter van 1965/1966 werd Jørn Copijn erbij geroepen vanwege zijn grote passie voor het redden van bomen. De holle boom dreigde uiteen te vallen. En hier ontmoette hij Lia, een studente uit Wageningen. Een mooie symbolische boom om een relatie te beginnen.

Met de verzorging van de monumentale linde is de boomverzorging in Nederland een vak geworden. We zijn tientallen jaren verder. Maar de Achterbergse linde staat er nog. Een prachtige, vitale boom die in de zomer heerlijk schaduw geeft.

Jørn vertelt over de kastanjeboom waar Anne Frank op uit heeft gekeken. De boom die een paar jaar geleden ook al gekapt dreigde te worden. Op een nacht werd hij wakker en hij realiseerde zich dat hij iets moest ondernemen. “Soms heb ik dat, bij zaken die verkeerd aanvoelen: dat ik innerlijk zo obstinaat word dat ik iets moet doen.�

Het was nacht, hij stapte uit bed, schreef wat aantekeningen op een papiertje. De volgende ochtend belde hij de NRC. Zijn vlammende betoog maakte indruk. Niet onmiddellijk, want de eerste reactie was toch dat het allemaal weinig zin meer had. Er was toch al tot kap besloten. Jørn Copijn haalde adem en vertelde hoe diezelfde kastanje tien jaar eerder ook al geveld dreigde te worden, en hoe hij de boom toen nog met instemming van velen behandeld had. Zou er nu dan ineens geen interesse meer zijn? ‘Als iedereen maar met elkaar meepraat, kom je toch nergens.’

Tien minuten later belde de redacteur terug. Waarom schrijft u zelf geen stuk? Aldus geschiedde. Met een prachtige foto van de kastanje verscheen Jørns pleidooi in de krant. De volgende dag stond de telefoon roodgloeiend en de pers stond op de stoep – van het Noord-Hollands Dagblad tot De Telegraaf.

Op en af reed hij naar Amsterdam. Een dame van de gemeente hield hem voor dat zijn visie heel interessant was, maar dat hij niet moest denken dat de boom zou blijven staan. “Wij gaan die boom toch kappen.� Ook de Anne Frank Stichting wilde de kastanjeboom gewoon kwijt. Copijn: “Er was al een bouwvergunning ingediend. Men wilde uitbreiden, en de boom stond gruwelijk in de weg.� Maar het tij was al gekeerd. Te veel mensen trokken zich inmiddels het lot van de oude kastanjeboom aan.

Nepargument

Een probleem in dit soort discussies, zegt Jørn, is dat gemeentes nogal eens de kap van grote bomen beargumenteren met een verwijzing naar een of andere ziekte. “Men zegt: ‘De boom is ziek, is niet meer te redden en vormt een risico voor de omgeving’.�

In de ogen van Copijn heel vaak een nepargument. “Een grote, maar plausibele leugen. De boom is ziek, ja maar waarom dan? Waarom is de vitaliteit van de boom aangetast? Vergelijk het met een dame die twintig keer per jaar verkouden is. Ze krijgt twintig keer per jaar een middel en, als ze hoofdpijn heeft, ook nog een paracetamol. Maar waarom is ze zo vaak verkouden? Misschien omdat ze een tekort bloesje aan doet. In het geval van de boom van Anne Frank was er twintig jaar geleden met toestemming van de gemeente een muur geplaatst. Daarbij was een dikke wortel geraakt. Een boom kan zo’n beschadiging een hele tijd opvangen. Maar als hij er dan nog een paar tikken overheen krijgt, is het ineens te veel. Hoewel je dan best twintig, dertig jaar verder in de tijd kunt zijn.

“Als ze mijn voet eraf snijden en de stomp niet verzorgen, gaat het ook mis. Ja, die kastanjeboom kan wel last hebben van een schimmelziekte. Maar schimmels zijn altijd en overal aanwezig. Een boom is niet zomaar verrot; die schimmels wachten gewoon sluimerend hun beurt af.

“Een boom is in feite één groot levend organisme. Maar wat doen wij? We halen zijn bladeren weg. We geven een dosis herbiciden tegen onkruiden en een flinke dosis strooizout in de winter.

“Dat is blijkbaar het thema dat mijn hele leven terugkomt: de samenhang der dingen. Je wordt door een gemeente bij een boom geroepen omdat er iets met die boom is, en je blik gaat als vanzelf naar de wijdere omgeving waarin die boom groeit, en op dat moment vallen je allerlei verbanden op...�

Het bovenstaande is het begin van een uitgebreid interview met boomchirurg Jørn  Copijn dat op zijn verzoek ook het in zijn ogen "ongelooflijk belangrijke" thema van de bijensterfte omvat.