Een interview met Bertie Hendriks uit Vruchtbare Aarde

Bertie Hendriks over de zeven levensfasen van de mens 

De terugkeer van de wondernachtegaal

Bij het lezen van Hesse’s Siddharta over het leven van de Boeddha ging een eerste knop om. “Ik zal een jaar of achttien zijn geweest. Hesse’s boek kwam binnen met een knal. Tot dat moment was ik vooral bezig geweest met vragen als: ‘Moet ik nu natuurkundige, een leraar of een goede tafeltennisser worden?’ En ineens daagt het besef dat mijn ware ontwikkeling niet buiten mij, maar binnen mij ligt. De echte vraag bleek: Wie ben ik?� Een gesprek met Bertie Hendriks over de zeven fasen in het leven van een mens en het verschil tussen ‘doen waar je goed in bent’ en ‘doen waar je blij van wordt’.

Er is een prachtig beeld van de Russische mysticus Gurdjieff. Hij beschrijft de mens als een koets die op reis is. Op de bok zit een koetsier die de paarden aanvuurt. De koetsier bepaalt de weg. De paarden zijn in dit beeld de krachten die we als mens tot onze beschikking hebben.

Binnenin de koets zit de reiziger. Maar een groot deel van de reis lijkt deze reiziger onzichtbaar. De koetsier op de bok eist alle aandacht op. Luid argumenterend, zorgelijk vooruitkijkend, met spijt omkijkend en altijd bezig belangen af te wegen.

In het gewone leven noemen we Gurdjieffs koetsier ‘de wil’, ons ‘ego’, het ‘ik’. Het is de kracht die de mens met een hang naar zekerheid en controle door het leven doet gaan. En een voortdurende stroom van twijfels oproept: ‘Haha, doen wat je echt leuk vindt? Straks zit je zonder werk en moet je je huis verkopen! Wat je echt wilt is helemaal niet realistisch.’ Of wat vriendelijker: ‘Hou toch vast aan wat je hebt. Wat heb je nou te klagen? Zo erg is het toch allemaal niet? Stel deze grote stap in je leven liever nog wat uit, tot je meer zekerheid hebt.’

De reiziger in de koets kennen we als de ziel. In mythen, verhalen en sprookjes opduikend onder vele namen. Heel treffend is het beeld van de wondernachtegaal uit een wonderschoon Armeens sprookje. In dat sprookje zet een koning de meest geweldige paleizen neer, maar elke keer als er weer een bouwwerk klaar is, komt een monnik langs om de koning te vertellen dat er iets essentieels ontbreekt. De monnik noemt dat de wondernachtegaal. Anders gezegd: de essentie, de binnenkant, de bezieling. De stem van de ziel.

Er is altijd hoop op een terugkeer van de wondernachtegaal, zegt Bertie Hendriks in zijn boek Dagboek van de ziel waaraan deze voorbeelden zijn ontleend. Hoop op het moment dat de koetsier bereid is een stapje achteruit te doen en voortaan de ziel te dienen. Een groots moment dat in de joodse traditie bekend staat als ‘de ommekeer’ (‘tesjoewa’). Een ommekeer die grote gevolgen kan hebben.

Bertie Hendriks verwoordt het in zijn boek als volgt: ‘De stem van de ziel vraagt ons niet te kiezen voor zekerheid of het bekende. Niet in relaties te blijven hangen in een gevaarloze afstand. In ons werk niet in saaie zekerheid en in familierelaties niet in wrok. Maar om te leven naar wat ons het liefste is.� Tijd voor een gesprek. Op naar Utrecht.

Grande Belezza

Daar is zijn huis. Ik vind een parkeerplekje voor mijn fiets bij de ingang van een basisschool. Terwijl ik bezig ben met het slot van mijn OV-fiets, klinkt achter me het geluid van spelende kinderen. Het is pauze.

Voor het hek van de school blijf ik staan. Wat is het toch leuk, realiseer ik me, om naar kinderen op een schoolplein te kijken. Hun zorgeloos spel. Al die verbazing over de wonderen waarmee de wereld gevuld lijkt.

Het begin van de film La Grande Bellezza schiet me te binnen. Het beeld van het vroege ochtendlicht na een doorwaakte nacht. Een moment van grote schoonheid. De hoofdpersoon is op weg naar huis. We zien hem stil staan bij een school, in dit geval beheerd door nonnen, zoals dat in Romeinse meisjesscholen het geval is. In die vroegemorgenstilte kijkt hij naar de schoolkinderen die vanachter het hek de wijde wereld in blikken. Een non maant hen naar binnen te gaan. Eén meisje draalt, in haar eentje blijft ze staan...

Kinderen – zegt Bertie Hendriks als ik hem even later in zijn woonkamer dit tafereeltje voorleg – zijn onbevangen. “Naar hen kijken maakt je blij. Ze herinneren ons aan het vol overgave in het moment kunnen zijn – het niet overal de controle over willen hebben. Het plezier. Mijn vrouw geeft les aan kleuters. Elke dag opnieuw komt ze thuis met geweldige uitspraken van kinderen.�

Even is hij stil, dan vertelt hij over een telefoongesprekje met zijn jongste zoon. “Mijn jongste is een kind-kind, met zijn zeven jaar nog een engeltje, half in het paradijs levend. Tijdens een buitenlandse reis belde ik eens om een uur of acht uur naar huis. ‘Met Bodhi,’ klonk het. ‘Ha Bodhi, met papa.’ Gelijk daarna hoorde ik hem zeggen: ‘Ik ben leuk.’ Gevolgd door: ‘Nou, daag.’ En toen hing hij weer op. Zoiets kun je als volwassene gewoon niet verzinnen…�

Ik vertel over een YouTube-filmpje waar ik weg van ben: Nikolaus Harnoncourt die een Weens jongenskoor dirigeert. Elke keer opnieuw word ik geraakt door dat ene levenslustige jongetje in het koor dat zo vol overgave en in het moment aan het zingen is. Op zo’n moment, zeg ik, is het net alsof je even dat jongetje bent.

Bertie Hendriks: “Ja, dan zie ik gelijk de opnames voor me van John Lennons Kerstsong War is over. Dat koor waar kinderen uit de hele wereld in meezingen. Misschien niet altijd even zuiver, maar dat filmpje is zo geweldig om naar te kijken. Hun volkomen niet met de toekomst bezig zijn – hun opgaan in het moment.�

Even later: “Wat een mooi woord eigenlijk – ‘verwondering’. Kinderen zijn nog in verwondering. En af en toe lukt het ons, volwassenen, ook om het moment als volkomen nieuw te ervaren. Gewoon doen waar je zin in hebt. Het plezier om in het moment te leven.�

En toch ontkomt geen kind eraan om het paradijs te verlaten?

“Nee. Dat is de val uit het paradijs. Zo’n ongelooflijk sterk beeld. Elk kind is gedoemd uit het paradijs te vallen. Uit wat Freud het ‘oceanische levensgevoel’ noemt, de eenheidservaring waar we als volwassene naar terug zullen verlangen. Het totale samenvallen met wie je bent.

“Bij een pasgeboren baby zijn ziel en ego nog onafscheidelijk – aan elkaar geklonken. Maar zonder val uit het paradijs zou er geen ontwikkeling mogelijk zijn. Als mens zouden we geen fouten en geen frustratie kennen. We zouden grote, onbewuste kinderen blijven.�

Klein Duimpje

Wat herinner jij je uit je eigen jeugd?

“Niet het paradijs, maar wel de val. Ik herinner me bijvoorbeeld dat ik als vijf- of zesjarige ’s ochtends vroeg de tafel aan het dekken was. En hoe ik daar elke morgen mijn best op deed. Ik zou er nog steeds emotioneel van kunnen worden. Het gevoel van tekort aan individuele aandacht. De hunkering naar de goedkeuring van je moeder in een gezin met zoveel kinderen. Eigenlijk ben je op zo’n jonge leeftijd al strategisch aan het worden.�

Is de pijn in de kindertijd onvermijdelijk?

“Ja, ik denk het. Als een klein kind met zijn ouders in een winkel loopt en iets lekkers wil en te horen krijgt dat hij dat niet krijgt, doet dat pijn. Een volwassene denkt: ‘Zoiets doet toch geen pijn.’ Maar een kind ervaart wel pijn!

“Een baby brult wanneer hij honger heeft. Een baby denkt niet: ‘Mama heeft het druk, laat ik even wachten tot ze tijd heeft.’ En dan blijkt mama toevallig moe. Mama reageert geïrriteerd. Elk kind moet leren te leven in een wereld waarin hij niet voortdurend in het centrum blijkt te staan.�

Ook Sneeuwwitje, Klein Duimpje, Hans en Grietje vallen uit het paradijs.

“En sprookjes zijn lang niet altijd lieve verhaaltjes. Sneeuwwitje, Hans en Grietje worden wreed behandeld, weggestuurd van huis en bedreigd door hun stiefouders. Kinderen weten heel goed wat het betekent om je ‘paradijselijke’ huis te moeten verlaten. In sprookjes overleven de Jonge Helden de gevaren. Uiteindelijk vinden zij de weg terug. Klein Duimpje wordt het nest uit gegooid. Vreselijk eigenlijk als je erover nadenkt, maar volkomen opgewekt zoekt hij vervolgens zijn weg in de wereld.

“Ik denk dat het vermogen in het moment te leven het kind helpt om de val uit het paradijs te overleven. Een kind valt, ervaart pijn, maar staat even later ook weer op, en loopt verder. Een kind blijft niet aan de ervaring plakken. Zoals wij volwassenen vaak doen. Er gebeurt iets, iemand zegt iets vervelends en we zijn er de hele dag mee bezig…

“De Jonge Held vertelt ons niet eindeloos te herkauwen wat is gebeurd – te stoppen met dat voortdurende wikken en wegen. Daar ligt het geschenk van de kindertijd. Jezelf als mens ontwikkelen wil ook zeggen dat we pijnlijke ervaringen uit de kindertijd een plek weten te geven. Ons verlies zien te nemen en niet wrokkig achterom blijven kijken.�

Winnetou

En dan, aan het begin van de pubertijd, maken de sprookjesboeken plaats voor de avonturenverhalen.

“Ja, de wereld wordt ineens zoveel groter. Het leven blijkt een avontuur. De onbevangen Jonge Held wordt een avonturier die risico’s, vrees en spanning kent. De boeken van Winnetou en Old Shatterhand heb ik verslonden.

Alle delen heb ik als tiener minimaal tien keer gelezen – behalve het laatste deel: De dood van Winnetou. Zijn dood was gewoon te pijnlijk. Zo identificeer je je op deze leeftijd met je helden. Ook Tolkiens In de ban van de ring kon ik niet wegleggen. De hele eerste nacht ben ik blijven lezen.�

Frodo die zijn comfortabele woning in de Gouw verlaat en aan een lange reis begint.

“In feite beschrijft Tolkien de archetypische ontwikkeling van de jongere: een gevaarlijke reis door het land van de schaduw – de donkere plekken in je bestaan – op zoek naar wie je bent. Dit is echt de leeftijd waarop we als mens uitvinden wie we zijn...�

Bart Hommersen

De volledige versie van dit interview vind u in het zomernummer 2014 van Vruchtbare Aarde, editie 2-2014.
Copyright: Frans Swartjes
Copyright: Hape Smeele


image
Piet Leguit over zijn loopbaan als chirurg en zijn ervaringen met meditatie en ontspannings oefeningen. Een hartstochtelijk pleidooi voor compassie in de gezondheidszorg.

Copyright: Hape Smeele




image
Jan Rotmans over de crisis als overgang naar een samenleving waarin het menselijke in alles centraal zal komen te staan.









Pim van Lommel interview
Joost Conijn over de inzichten die hij vliegend naar Afrika opdeed in een zelf gemaakt vliegtuig. “De motor weet niet dat je over water vliegt.�

  Een artikel uit:

image

U leest een ingekorte versie van een interview uit VA editie 2-2014 met ITIP-directeur Bertie Hendriks. Quote: “Gaandeweg mijn leven bemerkte ik dat ik blijer werd wanneer ik iemand kon helpen weer goed in zijn vel te zitten, dan dat ik hem aan een goed cijfer voor natuurkunde hielp.�

Nieuwsbrief zomer

DVD Bardsongs

Kinder vom Napf

Inspirerende films

DVD Bardsongs

Wie zingt daar zo?