In de vijf eerste na-oorlogse jaren zou de auteur, Piet Verhagen, naam maken als stedenbouwkundige. In 1950 werd hem zelfs een eredoctoraat verleend aan de TU Delft, vanwege zijn grote verdiensten bij de wederopbouw. Maar in het bewuste oorlogsjaar zat hij zonder werk en ook zonder toegang tot zijn geliefde tuin Carabas in Rockanje. En zo begon hij te schrijven aan het boek dat hij al zo lang in zijn hoofd had: Het geluk van den tuin.
Hoe oud was de schrijver eigenlijk op het moment van schrijven? Jong zal hij niet zijn geweest. De leeftijd van een goede tuinman is nu eenmaal hoog, memoreert Verhagen zelf ergens. Op jonge en middelbare leeftijd excelleert een mens op heel andere terreinen. Tussen zijn 15° en 25° jaar maakt een mens beduidend meer kans carrière te maken als sportman dan naam te maken als tuinman; tussen zijn 35° en 45° ligt het schrijverschap meer voor de hand; terwijl men in de leeftijd tussen 55 en 65 meer kans maakt om het tot een groot staatsman of -vrouw te schoppen dan tot een geslaagd tuinman.
Een goede tuinman wordt een mens nu eenmaal niet voor zijn vijfenzestigste; hoeveel liefde voor de tuin men ook meebrengt. Een natuurliefhebber is nu eenmaal niet automatisch een goede tuinman. In de woorden van Piet Verhagen: "Natuur en tuin? Als ik naar mezelf kijk, zie ik geen kans beide neigingen met elkaar te verzoenen en samen te laten vallen. "Als kind knoeide en woelde ik rond op een piepklein met groene planken afgezet stukje grond, en beleefde daar een onuitsprekelijke vreugde in een wereld van telkens nieuwe mirakelen. Maar toch bleek slechts één plant bestand tegen mijn even vurige als onhandige toewijding. Het laatste wat ik mij van deze tuin herinner is een overvloed aan maagdenpalm."
Wat is in de ogen van Piet Verhagen nu een zeldzaam mooie tuin - een echt bijzondere tuin? Daar hoeft hij niet lang over na te denken: in die categorie valt de tuin van de oude Friese dorpspastorie van Jorwerd. De herinnering aan die plek vervulde hem zelfs in die oorlogsjaren nog met vreugde. We zijn zestig jaar verder. En inmiddels heeft Jorwerd een cultstatus gekregen door Geert Maks boek Hoe God verdween uit Jorwerd. In datzelfde Jorwerd lag dus de pastorie waar Verhagen op doelt. En dat is ook weer de pastorie waar de Nederlandse dichter Jan Slauerhoff (1898-1936) zo graag vertoefde, aangetrokken als hij werd door de predikantendochter Heleen Ris Lambers; door de sfeer in het domineesgezin en de aanstekelijke gesprekken die er blijkbaar gebruikelijk waren.
De charismatische dominee Hille Ris Lambers - zo lezen we ook bij Geert Mak - zette er de toon met zijn belangstelling voor Chinese filosofie en andere zaken. Maar wijd en zijd bekend waren ook de zanguitvoeringen van zijn mooie dochters. Maar dat is niet waar Verhagen op doelt. Wat hem vooral aansprak in de eerste helft van de twintigste eeuw was de indrukwekkende tuin rond de pastorie. Een tuin die de sporen droeg van de strijd die de dominee en zijn vrouw er dagelijks uitvochten. Hij (de dominee) extreem uit op 'nut'; zij (de domineesvrouw) geheel in de ban van schoonheid.
De strijd tussen de twee was een soort spel , aldus Verhagen. Een strijd die in ieder geval nooit verbeten werd uitgevochten. Eerder een soort landjepik. Hier zag de dominee zijn kans schoon een stukje grond voor zijn aardbeienbedden en rabarber te reserveren; daar pikte zijn vrouw ruimte in voor “uitsluitend schone bloemen”. Een echte moestuin was er eigenlijk niet; hoe graag de dominee dat ook gewild had. De moestuin die er was, verzwom "in de stille strijd tussen de heersende machten".
In de ogen van de dominee was dat geen ramp. De hele tuin was in zijn ogen eigenlijk een moestuin. Tenminste in theorie. In de praktijk viel dat moeilijk te realiseren, omdat zijn vrouw even doortastend poogde “schoonheid” te doen zegevieren.
Verhagen: "Als de dominee wat bedrukt keek als zijn vrouw een mooi stuk grond voor de naar zijn mening geheel overbodige Oost-Indische kers had weten te veroveren, dan glinsterden zijn ogen al gauw weer als hij elders een voormalig bedje goudsbloemen voor wat malse sla en ander prozaïsch nut terug had weten te winnen." Tot veldslagen is het zogezegd nooit gekomen. De echtelieden beperkten zich tot schermutselingen. "De strijd bleef zonder beslissing en was ook zeker niet zonder humor." En – misschien nog belangrijker – het geharrewar tussen de echtelieden kwam de tuin meer dan ten goede. Verhagen: "De tuin van de pastorie van Jorwerd was een tuin van verrassingen; een vermakelijke tuin, met een hoog percentage zaaibloemen, die als tirailleurs op verovering werden uitgezonden". Voor vaste planten was het risico - met de dominee permanent in de buurt - natuurlijk veel te groot.
Het is sowieso niet makkelijk, meent Verhagen, in het leven de juiste weg te vinden tussen “nut” en “schoonheid". Maar het streven op zich spreekt de tuinman Verhagen duidelijk aan: het streven ook om in alles het evenwicht te bewaren - tussen nut en schoonheid, maar ook tussen pad en plantengroei en tussen huis en tuin. Puntig en scherp maakt hij dan ook gehakt van pogingen de tuin het huis binnen te halen. "We weten soms niet meer of we binnen of buiten zijn: een huis met veel licht en zon doorstroomd, met bloemen op het behang, en de tuin als verlengde van het huis - een buitenvertrek waar je theedrinkt, sport, zwemt of luiert." Daarmee – zegt hij – gaat de tegenstelling tussen 'binnen' en 'buiten' verloren: die prachtige tegenstelling uit onze cultuur. "In ons huis beschermen wij immers ons tegen de natuur en haar boze buien; in de tuin halen we haar juist binnen en trachten we haar vriendelijk te stemmen. Je kunt het huis niet binnenste buiten keren zonder het wezen van het huis aan te tasten. Het huis is er nu juist om niet buiten te zijn; daar begint het wonen.”
Het vinden van evenwicht tekent de rijpere tuinman –
begrijpen we nu. Er is rijpheid nodig voor een tuinman kan zien dat
zijn tuin geen
speeltuin is om allerhande opwellingen, invallen en grillen in
uit
te proberen. "Het kan natuurlijk wel, maar voor je het weet verzamel
je planten als postzegels, en
ben je bezig bloemkleuren in een border te schikken alsof het verf
was." Een plant is ten slotte zoveel meer dan alleen een bloem.
Al die
geïsoleerde borders met hun prachtige bloei komen wat hem betreft
wat
onbegrijpelijk uit de lucht vallen. "Van de ene border springt onze
bewondering over op een volgende border; we zien de ene plantengroep
niet komen en de andere niet vervallen, we zien planten alleen maar in
bloei; het is geen ritme meer, maar een aftikken van tijdmaat. Het
geheel is verloren gegaan."
En ineens begrijp je, kijkend door de ogen van Verhagen, waarom hij de border als iets typisch burgerlijks en zelfs iets barbaars ziet. Want: "Een plant heeft behalve bloemen ook stengel en blad, en nog belangrijker een gestalte, een habitus, een bloeitijd en een voorkeur voor een bepaalde standplaats - vochtig of droog, in schaduw of zon. Door ons eenzijdig op de bloem te richten, maken we de bloementuin los uit het grotere verband." Een voorbeeld: "Hoe zou ook een landsbestuur, dat zich alleen op de toppen der cultuur van het volk richt, tekort schieten in zijn beleid, en daarmee zijn doel voorbij schieten?"
Een interessante punt wat Verhagen hier aanroert. Onwillekeurig stel je je als lezer de omgekeerde variant voor: wat voor landsbestuur zou een land krijgen als de minister-president de kunst van het tuinieren onder de knie zou hebben? Het is 2004. "Als ik het concept van de nieuwe Nota Ruimte lees", zegt de Utrechtse hoogleraar Landschapsecologie, Martin Wassen, begin 2004 bijvoorbeeld in het blad Natuur & Milieu, "schrik ik: waar is het langetermijnbeleid? Als het zo doorgaat zitten we in 2030 opgescheept met dichtgeslibd platteland met allerlei stadsuitbreidinkjes, stadsranden met schimmelrandjes, overal ongewenste ontwikkelingen. Verkwanseling van het landschap - omdat er geen beleid is."
De tuin is verdwenen als een gelijkwaardige tegenhanger van het huis - zo zou Piet Verhagen het hebben gezegd. Hoe extreem het evenwicht op nationaal niveau de afgelopen decennia verbroken is, realiseer je je bij het lezen van het verpletterende essay dat de schrijver/dichter Willem van Toorn voor NRC-Handelsblad schreef over diezelfde Nota Ruimte van het kabinet Balkenende. Als het goed is, zei Verhagen, gaan 'werken' en 'genieten' in de tuin in elkaar over. "Je denkt dat je werkt, en later blijkt dat je genoten hebt."
Voor schrijver Willem van Toorn ontbreekt op nationaal niveau juist dat tweede aspect van 'genieten'. "Als je de Nota Ruimte leest," aldus Van Toorn, "vergeet je bijna dat er mensen in Nederland wonen. Het levensdoel versimpeld tot groei; en groei versimpeld tot economische groei. "Waar is de vraag hoe we zouden kunnen streven naar maximale en dus ook geestelijke ontplooiing van onze burgers; hoe ons land er over een halve eeuw uit zou moeten zien?"
Als de oude pastorietuin van Jorwerd een metafoor is, lijkt 'de vrouw' van de pastorie overleden en voert 'de dominee' met harde hand de regie voert. Onze opgave - aldus hoogleraar Natuurherstel Matthijs Schouten in een interview met Natuur & Milieu - is om het 'natuurlijke' weer meer onderdeel te maken van het dagelijks leven. Zo lijkt ook Piet Verhagen dat te hebben gezien. Vijftig jaar geleden.
Hij zegt: "Als wij eens weer een schone cultuur mogen beleven, zal daarin de natuur opgenomen moeten zijn." Het kan niet anders, denkt hij. Hoever zijn we? Driekwart van de jongeren, aldus Matthijs Schouten, komt nooit meer in de natuur. Maar dat kan ook moeilijk anders, want "er is geen natuur in hun nabije omgeving." En dat terwijl de liefde tot zijn tuin ieder mens is aangeboren, zoals Piet Verhagen met nadruk stelde. Maar dan moet die kiem volgens hem wel de kans krijgen zich te ontwikkelen. We realiseren ons de consequenties blijkbaar te weinig.
Verhagen: "We zijn weer nomaden geworden als in de oudste tijden. Nomaden tuinieren niet - nog niet, of niet meer." "De huidige afstand tot de natuur" - en let wel, dat zegt Verhagen in de tweede helft van de jaren veertig in de vorige eeuw - "is een situatie van verval die niet anders dan een overgang kan zijn." "En nu is het weer vrede. We weten er nog maar nauwelijks weg mee. Wie weet waar het nu juist goed voor kan zijn zich eens aandachtig te verdiepen in een zo rijke ontspanning als de tuin ons biedt?"
Bart Hommersen
Dit artikel verscheen oorspronkelijk in Vruchtbare Aarde. Het redactioneel dat het hele nummer inleidde, is hier na te lezen. Het Geluk van den Tuin van P. Verhagen is in 2004 opnieuw uitgegeven door uitgeverij Gianotten. Carabas, de tuin van Piet Verhagen in Rockanje, is te bezichtigen op afspraak is mogelijk.
Dit is een artikel uit VA-Magazine editie 2-2004:
Het nummer is desgewenst hier los na te bestellen en hier aan te vragen als welkomstgeschenk bij een abonnement.
Meer Natuur in:
Tuingeluk
Over de dorpspastorie van Jorwerd gaan velerlei verhalen. Er schijnt
een dominee te hebben gewoond die mooie dochters had - die mooi konden
zingen. Er wordt gezegd dat de dichter Slauerhoff zich ook nog
aangetrokken voelde tot de inspirerende sfeer in het huis en de
charismatische dominee met zijn talloze boeken over Chinese filosofie.
Minder bekend is de tuin van de pastorie, Een bijzondere tuin. Zo
bijzonder zelfs dat deze gloedvol beschreven wordt in Het geluk van den
tuin, van Piet
Verhagen.
Op enthousiaste wijze beschrijft de auteur de gedenkwaardige
strijd die de dominee en zijn vrouw voerden. In hun tuin. Een strijd
vol humor - over aardappelen en bloemen. De dominee koesterde in de
tuin ‘nut’; zijn vrouw koesterde ‘schoonheid’. Het vinden van dat
evenwicht is, aldus Piet Verhagen, een van de grote uitdagingen voor
elke goede tuinman.
Maar daar ligt gelijk het probleem. Een goede
tuinman wordt een mens niet zomaar. Als u de 65 nog niet heeft bereikt
wordt het sowieso moeilijk. Tot die leeftijd maakt een mens zelfs meer
kans te excelleren als legeraanvoerder of staatsman dan als tuinman.
Lees verder hier.
In VA 4-1998 een gesprek met Victor Westhoff, een van Nederlands grootste 20e-eeuwse plantenkenners, een allrounder, met wie het even makkelijk praten was over zijn favoriete kruid hartgespan als over Mozart, Romaanse kerken, Sheldrake, Guido Gezelle of Tolkien. Urenlang springt het gesprek van het ene onderwerp naar het andere. Van het boeddhisme naar zijn lievelingslanden Frankrijk en Ierland; van Nederlands laatste oerbos naar de woordmuziek van zijn favoriete dichter Guido Gezelle. Een van Westhoffs leerlingen, Matthijs Schouten, de latere hoogleraar Natuur- en landschapsbescherming aan de universiteit van Cork (Ierland), slaagde er in de jaren tachtig in de Ierse hoogvenen te redden. Zie het interview in editie 3-2000: "Toen ik in Ierland begon te werken, was daar nog vrij veel veen. Veen dat afgegraven moest worden want het veen was armoe, en je kon er alleen maar de kachel mee stoken. Nu gaan de burgers van Dublin op zondagmiddag uit wandelen in het veen, want het is zo mooi woest en ongerept."