Kees Brusse over de kunst van het acteren en ouderdom
EEN WAARDEVOLLE LEVENSFASE
Als geen ander was hij in staat zich te verplaatsen in de rollen
die hij uitbeeldt. Van Dokter Pulder
en Maigret tot de tientallen
rollen in Mensen zoals jij en ik.
"Hij is geen toneelspeler," zeggen filmliefhebbers, "Kees Brusse is de man die hij speelt –
directeur of taxichauffeur." Jongeren kennen zijn naam niet meer. Maar
in de jaren vijftig tot en met tachtig en zelfs nog de jaren negentig
was Kees Brusse een zo vanzelfsprekende verschijning op de
Nederlandse televisie dat er altijd weer een volgende gelegenheid leek
te komen hem op de buis te zien. Ineens was het afgelopen. De door hem
in eigen beheer gemaakte film Vader
is zo stil de laatste tijd verscheen in 2002 alleen op video.
Zomer 2005 een twee uur durend interview met de man die zestig jaar
rollen heeft gespeeld en het tijd vond nu zichzelf te zijn. Een gesprek
over het omgaan met ouderdom, de natuur van Australië en de kunst van
het genieten van de kleine dingen van het leven.
Leven is groeien, aldus Kees Brusse in het interview dat Vruchtbare Aarde in 2005 met hem
had. "Een soort rode lijn door mijn leven zie ik niet. En ik denk ook
niet dat het goed is om die lijn te kennen. We leven ons leven zonder
die voorkennis. En ik ben blij dat het zo is, want dat is leven. En groeien. Leren, echt
leren is ongeveer het moeilijkste wat er is. En dan bedoel ik niet het
leren dat twee plus twee vier is, maar het gevoelsmatige leren."
In 2005 was Kees Brusse in Nederland vanwege zijn tachtigste verjaardag. Het Filmmuseum had een mooi programma rond zijn komst georganiseerd. En er waren onnoemelijk veel journalistieke kapers op de kust uit de wereld van radio, tv en de schrijvende pers. Het lukte me niet er tussen te komen. Maar een paar weken later, op een moment dat ik het idee al lang en breed uit mijn hoofd had gezet, kwam er ineens een email uit Australië binnen.
Een warme, open, geïnteresseerde uitnodiging om het interview alsnog plaats te laten vinden. "Ja, Australië is niet naast de deur, maar wat zouden we kunnen bedenken..." Het zou een twee uur durend telefonisch interview worden. Een dierbaar gebleven gesprek over het omgaan met ouderdom, de natuur van Australië, het wegvallen van presteerdwang en het genieten van de kleine dingen van het leven.
Hij vertelt hoe na zestig jaar rollen te hebben gespeeld de tijd aanbrak om geen oude man meer te spelen, maar een oude man te zijn. "Oud worden is een enorme schrik. We zijn daar helemaal niet op voorbereid. Alles wat je dacht te zijn, alles wat je hebt gedaan, het houdt op. Opeens gaan ze ook kindertaal tegen je praten, alsof je achterlijk bent."
Tegelijkertijd - meende Brusse - is ouder worden ook een kans. Eigenlijk net als in de fruitteelt; waar de kwaliteitsvorming pas kans krijgt als de fase van jeugd, rimpelloze vitaliteit en onstuimige groei plaats heeft gemaakt voor afrijping.
En oh ja, ook de belangstelling voor natuur is bij hem sterker geworden met het ouder worden. Veel belangrijke dingen in het leven hebben tijd nodig. Zoals op het toneel de grote inzichten ook niet eventjes geleerd kunnen worden. "Want het gaat nooit om het verhaaltje, maar om de vraag hoe mensen omgaan met het verhaaltje."
In Brusse's eigen film Vader is zo stil uit 2002 komt een vriendin van hem van 88 aan het woord die veel alleen zegt te zijn, maar toch nooit eenzaam. "Dat is een soort rustgevoel dat je niet kunt leren, maar dat je krijgt wanneer je accepteert wat komt."
Brusse: "De oudere generatie heeft de jongere generatie van alles te
vertellen. Maar de overdracht zijn we kwijt. Alles is van de wieg tot
het graf geregeld, tegelijkertijd zijn we zo ontzettend bang voor oud
worden. De dokter die je onderzoekt, is net zo bang om oud te worden
als jij. We willen allemaal zo heel graag oud worden, en aan de andere
kant zijn we als de dood om het te worden. Waarom? Omdat we er geen weg
mee weten. Een mens weet pas wat oud worden is als hij oud is."
Een uitspraak van Marten Toonder (interview editie 5-2001) die me erg van hem trof is dat hij zich van binnen niet oud voelde.
"Dat is het bizarre, daar ligt ook de moeilijkheid. Absoluut waar.
Zo is het. Je kunt je achttien voelen, of twaalf, of veertig, of dertig
of welke leeftijd dan ook. Maar van binnen voel je je niet oud. Nee,
het oud zijn heeft met het lijfelijke te maken. Het lichaam doet dat
aan je. Dat lichaam laat je af en toe voelen dat je niet meer kunt wat
je kon. Dat het allemaal wat krakkemikkiger wordt. En dan realiseer je
je met schrik dat de oude soepelheid niet meer zal terugkomen. De
ouderdom kan verdrietig zijn, als je eerlijk bent. Om een Rotterdams
woord te gebruiken: klote. Maar je geest staat daar buiten. In je geest
ben je niet oud. Op geen enkele manier. Absoluut niet."
Van binnen is er blijkbaar iets onveranderlijks, een plek waar ouderdom niet gevoeld wordt. Tegelijkertijd doet het lijf steeds minder goed mee. Is dat niet een vreemde spagaat?
"Ik denk dat het in wezen heel simpel is. Wij zijn dat lijf in
diepste wezen natuurlijk helemaal niet. Als je verstandig bent, dan
weet je dat ook. Wij zijn dat lichaam niet, we zijn dat instrument
niet. Dat ben je niet. Maar… dat is allemaal prachtig gezegd. In de
praktijk, dat is waar, kan het knap lastig zijn om met dat ouder en
moeilijk wordende en soms tragisch ouder wordende lichaam te leven.
Kom, denk je, ik ga nog eens even dit of dat doen. Om dan tot de
ontdekking te komen dat het lichaam niet mee wil. Vaak schrik je als je
de discrepantie ziet. Maar - je moet bezig blijven, denk ik, om je daar
niet door te laten tiranniseren. Wat ik ervaar, is dat lichaam en geest
twee hele verschillende dingen zijn. In je geest blijf je heel jong."