DE KRACHT VAN BEELDEN
Enigszins verbaasd is Marten Toonder altijd gebleven, over de
belangstelling voor zijn persoon - geestelijk vader van heer Bommel en
Tom Poes. Toonder haalde zijn inspiratie ten slotte uit de andere
wereld. En als de inspiratie uitbleef, stond ook hij met lege handen.
Wat natuurlijk niet wegneemt dat hij daarin zijn eigen, eenzame weg
durfde te gaan. Een gesprek in Laren.
Najaar 2001. Over de kracht van beelden, de last van ouderdom, Ierland
en zijn visie op het leven.
Het was voorjaar geworden, en om de torens van Bommelstein
speelde
een zacht briesje dat bloemengeuren met zich voerde. Want de natuur
begon te ontwaken, en dat bleef natuurlijk niet onopgemerkt binnen de
muren van het oude slot. “De lente is aangebroken met uw welnemen, heer
Olivier,� sprak de bediende Joost. “Ik was zo vrij vanmiddag
zelfs een
tureluur waar te nemen.� Heer Bommel keek dromerig voor zich uit
en
vervolgde met stille stem: “Eerlijk gezegd kan het me spijten dat de
winter ten einde loopt. Ik ben hem heel prettig doorgekomen, met behulp
van de boeken uit mijn bibliotheek.� De trouwe knecht: “Het doet
me
genoegen dat te horen. Zal ik de port hier neerzetten?�
« Een tweegesprek tussen heer Bommel en Joost uit 1982 dat doet denken aan een reis die Toonder begin jaren zestig maakte met zijn vrouw Phiny. Ze zochten een plek voor de nacht. En het Sheeffry Hills Hotel was hen aanbevolen, dringend aanbevolen zelfs. Na lang zoeken vonden ze het hotelletje met zijn zacht knarsende uithangbord. Een antiek pand met dikke, wit gepleisterde muren.
Uit de schoorsteen kringelde rook met een turfgeur, zodat de verwachtingen hoog gespannen waren. Het was nog vroeg in het jaar. Er zou dus nog wel plaats zijn. De hotelier was inderdaad een en al gastvrijheid; hij bood hen een zitplaats aan en schonk drie glaasjes in.
Jazeker, kamers genoeg. Maar liefst vijf kamers zelfs. En ook nog een badkamer. Maar daarna kwam het gesprek op belangrijker zaken. Vogels en vogelgezang. En daar bleek een heleboel over te vertellen te zijn. Maar het grote probleem, zo legde hun Ierse gastheer geduldig uit, was te weten wat het begin was. Natuurlijk - na de winter kwam de lente. En na de winterse momenten van eenzaamheid en bespiegeling brak de tijd aan om het huis open te stellen en gasten te ontvangen. Zo zag hij het tenminste.
Maar - zei hij - kun je aan een begin denken als je het einde nog niet gezien hebt? Dat was het probleem. De lente was begonnen. Zeker. Maar dit jaar had hij het zingen van de klauwier nog niet gehoord. Verleden jaar wel. Toen had hij zeker geweten dat het voorjaar aangebroken was. Maar dit jaar had hij de laatste restjes winter nog in zich, om heel eerlijk te zijn.
De vrouw van de hotelier, die net nog geïnformeerd had of de gasten zouden blijven, merkte glimlachend op dat de Toonders de volgende week meer dan welkom zouden zijn. En even later liepen de twee Nederlanders weer onder het zacht knarsende uithangbord door, maar nu naar buiten...
Een prachtige anekdote die Marten Toonder in zijn autobiografie mooi afrondt door op te merken dat hij een lichte economische twijfel voelde. “Dat kwam natuurlijk omdat ik uit Europa kwam en niet gewend was aan de zang van de klauwier.� Maar in zijn hart zei Toonder de gevoelens van de hotelier te herkennen, en hem gelijk te geven.
IERLAND
In 1965 was het Toonder die de stem van zijn hart volgde. Hij en zijn vrouw Phiny zouden zich blijvend vestigen in Ierland. Een afscheid van de striptekenstudio, waar het tekenen toch altijd op de tweede plaats kwam - na het zakendoen, zoals Toonder in 1971 uitlegde aan de NRC. In Ierland zou hij het tekenwerk weer helemaal zelf ter hand nemen. Vanuit zijn nieuwe Ierse huis Eyrefield Lodge.
Het is al weer een kwart eeuw geleden dat de Nederlandse sterinterviewster Bibeb naar Eyrefield Lodge kwam voor een serie van drie gesprekken, alles bij elkaar zeven uur durend. Toonder vond het een prachtig interview. Zeer tevreden was hij. Maar tegelijkertijd, zo heeft hij later wel eens gezegd, vond hij Bibeb zo overmatig geïnteresseerd in het onzienlijke. Ze bleef daar maar over doorvragen. “Zodat het leek alsof ik degene was die daar zo mee bezig was.�
Wie Toonders prachtige autobiografie leest, stuit ook daarin op verhalen over het mysterie en de kracht van de Ierse natuur. Maar opvallend is wel dat deze voorvallen gewoon deel uit maken van zijn leven en daarmee ook een zekere vanzelfsprekendheid krijgen. Ze passen in de stroom van zijn leven. Zoiets. Ook de voorvallen dingen die we in het dagelijks leven 'bijzonder' zouden noemen. Hij neemt er nota van, staat er waarschijnlijk ook voor open; het komt voorbij en hij kijkt ernaar.
Het leuke is natuurlijk wel dat het nuchtere Nederland het op de een of andere manier van Marten Toonder accepteerde dat hij het onzienlijke ter sprake bracht. Als een verloren zoon was hem het voorrecht gegeven het mysterie van de elfenstenen ter sprake te brengen. En hij vervulde die rol met verve. Van belang is verder dat hij het mysterie in een context wist te plaatsen - dat hij er een verhaal bij had. “Als je verhuist naar een land als Ierland�, zei hij bijvoorbeeld in 1988 tegen Peter Gielissen van Bzzlletin, “ontdek je dat je een groot deel van je persoonlijkheid verwaarloosd hebt.�
En in Elzeviers magazine: “Je hoeft dat magische weten niet kwijt te raken. Als je durft aanvaarden en beleven dat je meer bent dan je rationele verstand en dat er méér is dan de wetenschap hard kan maken, blijft het kind in je zich verwonderen. Dan houd je het gevoel van eenheid met de natuur en dan zie je dat er een geest huist in bomen en stenen, in de zee en de dieren.�
GOEDE VERHALEN
Een werkelijk goed verhaal schrijft zichzelf, hebt u wel eens gezegd. “Een echt verhaal komt niet uit het geheugen. Het wordt je gegeven. Op het moment dat die hersens zelf iets gaan verzinnen, komt er iets tussen.�
Marten Toonder: “Ja, het maakt je tot een gelovige - zonder dat ik overigens iets met godsdienst van doen heb. Er zijn nu eenmaal dingen die je opvangt. Maar wat is het? Wat wil je nou zeggen? Je krijgt iets in je hoofd. En dat is leuk. Maar wat bedoel je er nou precies mee? Het is een idee. En dat idee ontwikkelt zich vervolgens tot een gedachte. Een gedachte die bestaat uit denksels - uit woorden. Terwijl het idee zelf woordloos was - een impuls, intuïtief. En dan kan het best gebeuren dat je 's morgens een goed idee hebt gehad dat je 's middags tot pulp blijkt te hebben vermalen; dat er niks van over is gebleven. 'Is dat nou alles?', denk je. 'Nee, nee - wat ik ervan gemaakt heb, is lang zo leuk niet meer'.�
U bent op een leeftijd gekomen dat ik u een gekke vraag zou willen stellen. Ik heb ooit eens in een etalage naar een boek staan kijken waarop een heel oude vrouw stond afgebeeld. Een vrouw met een prachtig oud gezicht en een trotse nek. Er stond onder: “Ouderdom bestaat niet�.
“Nee, ouderdom bestaat niet. Het bestaat wel in dit lijf. Maar dat ben ik niet.�
Ik zie de ouderdom in uw ogen ook niet echt.
“Van binnen is het ook niet zo. En dan ontstaat er een soort verzet, een verzet tegen alles eigenlijk. Je gaat ook nooit tevreden dood. Het is het gevoel dat je het niet af hebt gemaakt. Je leven gaat gewoon maar door - gewoon maar door. Maar hier, in dit lichaam, valt alles af - het wil niet meer.�
Die gewaarwording moet heel raar zijn.
“Het is raar, ja... Want er is een gevoel van onsterfelijkheid. Daar bedoel ik niet mee dat je als lichaam onsterfelijk zou zijn - als figuur, als mens. Maar er is iets dat verder gaat - dat in je was en dat verder gaat. Naamloos.
“De persoon, met al zijn herinneringen, die gaat weg. Degene die ooit geboren is... Klein celletjes die zich vermenigvuldigen, groeien, groter en groter worden, sterker worden, persoonlijkheid ontwikkelen... Maar dat is allemaal buitenkant. Wat er van binnen zit, dat blijft precies hetzelfde. Dat is wat het was en wat het altijd zijn zal.
“En dan krijg je botsingen. Datgene wat binnenin zit, komt in opstand tegen datgene waarin het opgesloten zit. De gevangenis. Wat binnenin zit zou dit en dat willen; en ziet dit en dat verkeerd gaan.�