Artikel in VA-Magazine / Vruchtbare Aarde 1-2009



Deel 1


Deel 2

Editie 2-2008

image

Biologische thee uit China




Editie 1-2009

image

Dit nummer los bestellen


Artikel uit:

image

In editie 1-2009: aandacht voor het geheim van de biologische landbouw en de oplevende belangstelling voor vers, biologisch en lokaal voedsel in Amerika.


Bestel los


image
Home

Het geheim van de bio-landbouw 1

Biologische telers zijn idealisten, zeggen critici. ‘De mensheid kan nu eenmaal niet zonder bestrijdingsmiddelen. Als we niets tegen plaaginsecten zouden doen, eten ze onze gewassen op en lijdt de mensheid honger.’ Maar is dat wel zo? Een Amerikaanse insectenkundige bedacht een simpel experiment en kwam tot een heel andere conclusie. Deel 1.

Zoveel hoop en optimisme doet ons goed, zei Ivo de Wijs eens in de tijd dat hij het radioprogramma Vroege Vogels nog presenteerde. Een van zijn gasten had zojuist beweerd dat er ooit nog eens gelachen zou gaan worden om de manier waarop wij, begin 21e eeuw, ons voedsel telen: “Over honderd jaar, daar ben ik van overtuigd, zegt een kind: Papa, ik heb vandaag iets heel raars op school gehoord. Weet je dat de mensen vroeger gif spoten over hun groenten? En dat ze die groenten daarna nog opaten ook?�

Ja, dat is een mooie gedachte. Maar het zal nog even duren voordat dit gesprekje tussen vader en kind plaats zal vinden. We kunnen nog niet zonder landbouwgif. Of liever gezegd: we denken nog niet zonder landbouwgif te kunnen. Er liggen teveel bedreigingen op de loer. Van knabbelende kevers tot sapzuigende insecten.

De biologische landbouw heeft een geheim. Anders valt niet te begrijpen hoe biologische boeren het klaarspelen om de gifspuit aan de wilgen te hangen. Weinigen hebben dat geheim zo mooi onder woorden weten te brengen, met voorbeelden en anekdotes, als de Braziliaanse oud-minister van Milieu, José Lutzenberger.

“Het heeft me zelf jaren en jaren gekost om het paradigma te doorzien. We blijven in de landbouw maar bezig met het bestrijden van problemen - alsof de bestrijding van plaagorganismen het einddoel is, en niet het creëren van gezonde planten.

“We blijven maar vastzitten in een soort bureauladedenken. De problematiek van bodem en bemesting hebben we in één lade gestopt; schimmelziekten in weer een andere lade; plaaginsecten in nog weer een andere. Alsof er geen samenhang zou bestaan tussen die problemen, alsof ze niets met elkaar te maken hebben.� Lees verder in de papieren editie 1-2009 »

Als er gekozen moet worden tussen plaaginsecten en zeven miljard menselijke monden, zal niemand durven beweren dat je niets tegen insecten mag ondernemen. De chemische industrie speelt daar handig op in met slogans als: “De tarweoogst zal gering zijn. Geen twijfel mogelijk, dit is iets voor de Superhelden van Du Pont.�

Onlangs verbood het Europees Parlement de 25 meest schadelijke bestrijdingsmiddelen. Er is veel over te doen geweest. Een conservatief parlementslid uit Engeland mopperde dat EU-Parlementsleden niet inzien hoe noodzakelijk bestrijdingsmiddelen zijn. En onze eigen CDA-minister Verburg van Landbouw stond fors op de rem, verwijzend naar “het belang van de voedselvoorziening.�

VVD- en PvdA-Europarlementariërs lieten luid en duidelijk horen dat boeren moeten kunnen blijven beschikken over middelen om hun gewassen te beschermen tegen ziekten en plagen. “Anders zou de landbouwproductie in gevaar komen.�

Eind 2007 vroeg dit blad Johannes Blokland, fractievoorzitter van de CU en SGP fractie in het Europees Parlement, waarom hij eigenlijk tegen de biologische landbouw had gestemd. Idealisme is mooi, zei Blokland met zoveel woorden. Maar er moet ook eten op tafel komen.

En ja, dat was aanvankelijk ook de aanname van Larry Phelan, een Amerikaanse insectenkundige. Plaaginsecten vormen een objectief kwaad. En dus, zo was zijn veronderstelling, zullen ook biologische boeren iets moeten ondernemen tegen de insectendreigingen van buiten. Als boeren geen zware landbouwgiffen willen spuiten, zullen ze andere bestrijdingsmethoden moeten inzetten. Maar aan “bestrijding� zullen ook zij niet ontkomen.

De Amerikaanse hoogleraar ging langs bij biologische boeren en vroeg of ze mee wilden werken aan zijn onderzoek naar de werkzaamheid van natuurlijke bestrijdingsmiddelen. Maar de biologische boeren die hij polste, zagen er niets in.

Waarom insecten bestrijden als je er zo weinig last van hebt? “Onze problemen met insecten,� zo kreeg Larry Phelan te horen, “zijn zo klein dat het voor ons geen zin heeft geld uit te geven aan bestrijdingsmiddelen – of die middelen nu chemisch zijn of natuurlijk.�

De insectenkundige besloot deze conclusie op de proef te stellen. Zijn experiment situeerde hij in een kas. In die kas plaatste hij een paar honderd potten met maïsplanten, willekeurig door elkaar geplaatst. Twee keer per week liet hij vrouwelijke exemplaren los van de Europese maïsboorder (Ostrinia nubilalis), een erkende maïsplaag. En vervolgens telde hij de gelegde eitjes in de maïsplanten.

De helft van de planten stond in biologische grond; de andere helft in grond van een conventioneel bedrijf. Tegen de verwachting in bleek de maïsboorder een duidelijke voorkeur te hebben – een opvallende voorkeur voor conventionele maïs. Phelan telde achttien keer zoveel eitjes op de maïsplanten in grond afkomstig van conventionele boerderijen.
Naar deel 2 »